In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal wordt benut. De ladder moet verplicht worden toegepast bij ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken.
De ladder omvat de volgende treden:
1. Beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
2. Beschrijving in hoeverre binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in die behoefte kan worden voorzien, door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
3. Indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer.
Gemeenten en initiatiefnemers worstelen met het opstellen van een dergelijke onderbouwing die ook bij de Raad van State moet leiden tot een positieve uitspraak. Onze ervaring is, dat de Raad van State met name toetst of alle vereiste ingrediënten in de onderbouwing aanwezig zijn en of deze op de juiste manier zijn afgewogen. Voor de exacte ‘bereiding’ wordt veel beleidsvrijheid gegeven aan gemeenten.
Klik hier voor de handreiking van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Er is ook een handige juridische Q&A beschikbaar voor de ladder van duurzame verstedelijking. De Q&A is hier te downloaden.
Relevante jurisprudentie
Over de ladder voor duurzame verstedelijking is nog veel onduidelijkheid, maar recente jurisprudentie maakt enkele lijnen zichtbaar. De belangrijkste conclusie die uit de uitspraken kan worden getrokken is, dat inzicht moet worden geboden in de belangenafweging. De Raad van State oordeelt voornamelijk vanuit zorgvuldigheidsoverwegingen in die zin, dat wordt getoetst of alle belangen op de juiste manier zijn gewogen, en of de gemeenteraad in redelijkheid tot het besluit mocht komen. Dat betekent tevens dat verschillende besluitresultaten kunnen worden gemotiveerd.
Bij de belangenafweging mag zeker maatwerk worden geleverd, afhankelijk van aard en omvang van de ontwikkeling, omgeving/verzorgingsgebied van het project, bestaande leegstand en specifieke behoeften van het bedrijf. De rechter heeft hierbij duidelijk oog voor kwalitatieve overwegingen en de specifieke situatie ter plaatse. Vragen die in de gerechtelijke beoordeling worden betrokken zijn: Is er sprake van verplaatsing? Is er, al dan niet beperkte, uitbreiding van het winkelvloeroppervlak? Hoe sterk is de bestaande detailhandelsstructuur? Hoe is de feitelijke koopkrachtbinding en de -toevloeiing
Informatie
Voor meer informatie: info@planruimte.nl
Geef een reactie